Architectuur in LEGO,
Westersingel 8, Rotterdam, 1984 |
Afbeelding: |
Informatie: |
Overige: |
(Klik op de foto om deze te vergroten!) |
"Drijvend
Huis"
Architect: Jan Benthem (1952)
Samen met: Mels Crouwels (1953)
Werken samen: sinds 1979 |
Aan de
draagconstructie van het huis zijn drijvers bevestigd en zijn de
verschillende vertrekken, standaard modules van gelijke afmetingen,
opgehangen met trekstangen. Deze constructie maakt het, samen met
schroefveren en schokbrekers mogelijk de golfslag te dempen/compenseren.
Aan de zonzijde van het huis zijn scharnierende panelen als zonwering
bevestigd, aan de schaduwzijde reflecteren verstelbare spiegels het
zonlicht naar binnen. Het huis drijft in de Maas en is met een loopbrug
met de wal verbonden.

|
 |
"The
Public Villa"
Architect: Frans Bevers (1949)
Samen met: Tom Homburg (1952) en
René Pijnenburg (1954)
Werken samen: sinds 1981 een
incidenteel samenwerkingsverband onder de naam Opera |
Een villa
ontwerp op schaal 1:20 uitgevoed in LEGO onderdelen, als onderwerp van
een tentoonstelling. Het model als visualisatie van een te bouwen
object, of een zelfstandig bouwwerk op ware grootte? Beide. Het
functioneren als tentoonstellingsvoorwerp als enig maatschappelijk nut.
De opdrachtgever, bouwheer ontbreekt.
Zich min of meer in luxe kunnen
afzonderen is een voorrecht van weinigen. Het meest noodzakelijke is
aanwezig bij velen. Er ontbreekt iets. Hotels, motels, bungalows zijn te
huur, maar privacy is ver te zoeken. De publieke villa biedt de
mogelijkheid het meest begeerde te verwerven. Alléén! Een
kunstgalerij, een bibliotheek, een open haard, een ontspanningsruimte,
een zwembad. Voor even. In uiterste afzondering,ver boven de stad, een
stukje penthouse op ooghoogte.
1. Kunstgalerij. De trap naar de top van
dit hoogste gedeelte voert langs een zestal expositieruimtes, ingericht
naar de opgegeven voorkeur van de bezoeker. Schilder-, grafische-,
video-, en kleine beeldhouwkunst zijn voorradig. Door middel van een
hydraulisch vloerensysteem worden de zes, in de opslagruimte ingerichte,
vloeren opgedrukt. De top geeft een uitzicht over het totale villa
complex.
2. Ontspanningsruimte. Een kubusvormige
ruimte om een aantal binnenhuissporten te beoefenen. De bezoeker kan
naar wens voorzieningen voor bijvoorbeeld biljarten, schaken,
tafeltennissen, roulette enzovoort, laten verschijnen. Het gebouw zal
als tegenstander fungeren. Zo zijn bijv. voor het biljarten de
binnenwanden uitgerust met een netwerk van beweegbare telescoopkeus en
is de wand voorzien van beweegbare met rubber beklede tegels t.b.v.
tafeltennis. Aan de met een elektronisch oog verbonden spelcomputer
dient men vooraf het te spelen moyenne, snelheid of moeilijkheidsgraad
te worden opgegeven.
3. Bibliotheek. Een ruimte om zich in
terug te trekken met literatuur, film of muziek. Een keuze uit het
aanbod van platen, boeken of videofilms maakt de bezoeker in de lift die
langs de opslagruimtes omhoog gaat. De bibliotheekruimte bestaat uit een
enigszins donker gedeelte, waarin geluids- en videoapparatuur en scherm
zijn gesitueerd en een licht lees- en luistergedeelte. De hier aanwezige
matglazen wanden verhinderen een uitkijk naar buiten, maar veroorzaken
een bijzondere lichtintensiteit binnen.
4. Zwembad. Het transparante bassin op
een hoogte van 25 meter, heeft een lengte van 30 meter en een breedte
van ruim één schoolslag. Het water wordt continu toegevoerd uit de top
van de dubbelwandige ronde zuil. Deze fungeert tevens als overloop voor
het overtollige water, dat beneden via spuigaten wordt geloosd.
Kleedruimtes, zonterras en duikplank zijn aanwezig.
5. Open haard. Tot rust komen bij een
haardvuur. Houtblokken worden vanuit de voorraadkamer onder de haard
door een drukveersysteem in het vuur geschoven. Met de rug gekeerd naar
het vuur heeft men uitzicht door de verticale raamopening.
De publieke villa hoeft in deze nu
voorgestelde vorm niet volledig te zijn, mar kan afhankelijk van
situatie en wens uitgebreid worden in functies en hoeveelheid. |

|
"Een
tweepersoons flatgebouw"
Architect: Arnest Boender (1954)
|
De villa staat
aan een straat zoals de Rue Charles Laffitte in de Parijse wijk Neuilly.
Langs het trottoir staat een hoog hek. Tussen het hek en het huis is
huist plaats voor het voorrijden van auto's en een klein beetje gras. Er
zijn grofweg vier categorieën gebruikers:
1. Vreemden die aanbellen bij het hek en
daarbuiten blijven.
2. Bekenden die aanbellen en voor wie
het hek geopend wordt. Deze mensen gaan te voet of met de autodoor het
hek en betreden het trappetje dat recht achter de poort 1 meter omhoog
gaat. Daar bevindt zich een halletje waar een huishoudster de
binnenkomer ontmoet om hem zijn jas af te nemen en hem de trap op te
leiden naar de eerste ruimte aan de voorkant van het huis. Hier wacht de
bezoeker tot één van de bewoners verschijnt. Dan gaan zij samen naar
de volgende ruimte die je de salon zou kunnen noemen. Daar is de open
haard. Aansluitend aan de salon zijn er verder nog twee liften waarvan
er één in verbinding staat met de keuken achter het huis. Die zou je
de personeelslift kunnen noemen.
Dan is er een wc, en er is een soort
geheim trappetje dat leidt naar een tv-kamertje en naar de bibliotheek.
De grote trap omhoog leidt naar de eetkamer aan de achterkant en een
hoge muziekkamer aan de voorkant van het huis. Het is een huis voor twee
personen en alle ruimtes zijn open zonder deuren en ook verticaal open
met elkaar verbonden door middel van vides in het trappenhuis.
Op het niveau van de eet- en muziekkamer
bevindt zich aan de andere zijkant tegenover de bibliotheek een
ontbijtkamer op het terras van het dak van de salon. De volgende trap
leidt naar een theekamertje boven de eetkamer dat tevens een soort
balkon vormt van de muziekkamer. Verder dan hier zal een bezoeker zelden
komen, want naarmate men hoger komt wordt het terrein meer privé.
3. De bewoners rijden het hek binnen en
parkeren hun auto ofwel naast de keuken achter het huis of onder het
huis aan de voorkant. In het eerste geval wordt de personeelslift
gebruikt en in het tweede geval de lift die direct naast de auto stopt.
Beide liften bieden de mogelijkheid om regelrecht naar de privé-ruimtes
boven in het gebouw te gaan. Daar zijn ook twee slaapsuites en op het
dak bevindt zich een sauna en een zwembad met dakterras. Het zwembad kan
afgedekt worden en 's winters zelfs helemaal overdekt.
4. Het personeel en de leveranciers gaan
naar de keuken die los achter het huis staat maar een goede verbinding
heeft met de lift en de hal. Achter het huis is indien gewenst nog
plaats voor een dienstwoning aan de ene kant en een garage aan de andere
kant van de keuken.
De inspiratie voor de hoofdvorm van het
huis is afkomstig uit die van de typische Nederlandse flatgebouwen. De
grote schaalverkleining maakt het echter moeilijk om in die vorm slechts
één woning onder te brengen en daarom werd er alleen een trappenhuis
ingestopt en worden alle gewenste ruimtes hieraan vastgeplakt. Dankzij
de grote overmaat van het trappenhuis is de vrijheid hiervoor heel groot
en kunnen er ook veel complexere relatieschema's gerealiseerd worden.
De vorm doet het huis veel groter lijken
dan het in werkelijkheid is. De afmetingen van de ruimtes zijn gering en
ze zouden zelfs benauwd zijn als ze niet geïntegreerd waren met de
ruimte van het trappenhuis. Dankzij dit trappenhuis bezit deze villa een
ruimtelijkheid die zelfs villa's die veel groter zijn niet hebben. De
kosten van deze villa worden geschat op ongeveer twee maal de
grondkosten. |
 |
"Chinese
Villa"
Architect: Dolf Dobbelaar (1952)
Samen met: Paul de Vroom
(1953)
Werken samen sinds: 1977
|
Aan het einde
van hun desperate tocht door de winterse Himalaya strompelden Tchang en
Kuifje over een brokkelig bergpad. Op het ogenblik dat de Chinese
jongeling uitgeput ineen dreigde te storten, wees onze jonge held op een
vaag schijnsel tussen de mistflarden. Tchang kreeg nieuwe moed, greep
zich aan Kuifje vast en kwam weer overeind. In een tergend traag tempo
begon zich voor hun ogen het mysterie te onthullen. Plotseling rilde
Kuifje en schreeuwde in opperste verwarring naar zijn vriend:"Dit
is het! Dit is de villa...." (uit: Eén, twee, drie met
Broccoli)
Het was nu duidelijk te zien. Op de rand
van de rotswand stond een kleine villa die met alle wetten van de
zwaartekracht scheen te spotten.
Het huis bestond eigenlijk uit een doos
van twee verdiepingen die met lange kolommen op de rotswand leek te
balanceren. Alsof de situatie niet gevaarlijk genoeg was begon op dat
moment met luid gepiep en gekners een groot blok onder de villa uit te
draaien. "Kuifje, Kuifje", zei Tchang, "dit is het
zwembad waar niemand in durft te zwemmen!" Boven de kloof helde nu
een glazen zwembad, gevuld met dampend water. Toen onze vrienden bij de
villa waren aangekomen zwiepten twee garagedeuren van glazen bouwstenen
open. De situatie onder de villa werd in één klap zichtbaar. Naast het
zwembad stond een merkwaardig automobiel met nog merkwaardiger
passagiers. In een lange glazen hal bevonden zich de trappen. Eén die
langs de wijnkelders dwars door de rotswand de diepte in zakte en één
die diagonaal omhoog de hemel in leek te lopen.
De twee kameraden waren meer
nieuwsgierig dan angstig, en slopen de trap op. Bij de eerste verdieping
stopte Tchang en fluisterde tegen Kuifje: "Ga maar naar boven, ik
zie je op het dakterras." De moedige Tchang ging langs de garderobe
de woonkamer binnen en trof een vrijwel lege ruimte aan. Er waren
slechts twee muren en een aanrecht wezig. Net toen Tchang van het
ongelofelijke uitzicht stond te genieten klonk een geheimzinnig gezoem.
Hij draaide zich en viel bijna flauw van verbazing. De kamer was
volledig veranderd; het leek wel of de muren verdraaid en verschoven
waren.
Tchang holde de woonkamer uit en stoof
"Kuifje, Kuifje!" roepend de trap op. Juist op dat ogenblik
rende Kuifje uit de arcade van de tweede verdieping eveneens de trap op.
Hijgend bereikten beiden het dakterras en wisselden hun ervaringen uit.
Ook Kuifje bleek iets dergelijks te zijn overkomen. Hij vertelde dat de
tweede verdieping uit één doorlopende slaapverdieping bestond, waar
twee dichte blokken in stonden. Zoals bij de woonkamer was ook hier de
situatie onverwachts veranderd. Muren en deuren waren gaan draaien en de
blokken bleken badkamers te zijn. Ze waren volledig identiek, de één
totaal geel, de andere totaal rood gekleurd.
Op het dakterras waren de helden al snel
weer tot rust gekomen en keken om zich heen. Langs een sportveldje lagen
halters en naast een rij cipressen draaide een groot zilverkleurig
zonnescherm langzaam in het rond.
Het spookt hier, dacht Kuifje en keek
naar beneden. Diep in de kloof zag hij in de zinderende hitte een idyllisch
tropenstrand liggen. Verkleumd peinsde hij: dit is onmogelijk, of .....
Op dit moment werden zijn mijmeringen ruw verstoord door een
oorverdovend lawaai. Onder veel gejoel gleed een reuzenpanda over een
glimmende glijbaan en kwam met een luide plons in het zwembad terecht...
Onthutst werd Kuifje alles duidelijk. Dit was het verloren gewaande
Eldorado van de Verschrikkelijke Sneeuwman.
|
 
|
"Het
Huis"
Architect: Martien Jansen (1950)
|
Het Huis is
gesitueerd op een vrijwel onbegaanbaar stuk hellend vlak, een zuidelijke
bergwand, waarover zich een weg slingert, komende vanaf de iets verderop
gelegen stad. Het terrein van 400M², dat beneden de weg ligt, heeft
behalve het prachtige uitzicht over het golvend landschap heen op de
stad, als opvallende karakteristiek, dat het is samengesteld uit
fantastische rotsformaties van de meest edele stenen. Temidden hiervan
wordt gekozen voor een duidelijke en overzichtelijke hoofdvorm (de
bewerkte steen), waarbinnen in samenhang met de helling een formeel
experiment zich voltrekt.
De basisvorm van de plattegrond van het
huis is een rechthoek, die in drie zones wordt verdeeld met de
verhouding 3:5:3. Eén van beide 'zij'zones, de oostkant, wordt
gereserveerd voor een serie van 3 achter elkaar liggende trappen, die de
hellingshoek van 50º van de berg volgen.
Het vormveranderingsproces, dat door de
trappen per verdieping wordt geïntroduceerd, vormt een dynamisch thema.
De trappenformatie is een middel om de verschillende plekken in het huis
over de 4 verdiepingen een ervaarbare samenhang te geven. Alle
programmaonderdelen worde ruimtelijk met elkaar verbonden en de
volledige hoogte over de 4 verdiepingen van de woning is ervaarbaar.
Het centrum van de plattegrond van de
bovenste verdieping is een uitbreiding van de smalle bergweg tot in de
woning om parkeergelegenheid te scheppen. Hiervan gescheiden door een
glazen bouwstenenwand bevindt zich in de 'zij'zone een berging met c.v.
ketel. In de daaronder gelegen verdiepingen, wordt de zonering gekruist
door een twee zonering met een 'gesloten' zone van keuken, badkamer,
toilet enzovoort in de bergwand en een 'open' zone van eetkamer,
woonkamer en loggia in de verhouding 1:2.
Bij de loggia in het basement aan het
eind van de reeks trappen vervalt de 'gesloten' zone. In het centrum van
de twee tussenliggende verdiepingen bevindt zich over de twee
verdiepingen de woonkamer met zijdelings daaraan, gescheiden door een
open haard, de eetkamer aan de keuken onder de twee slaapkamers. De
repen metselwerk die als lichtopeningen uit de rechthoekige doos worden
gesneden zijn een afspiegeling van de interne organisatie. Gestreefd is
naar een beweeglijkheid van het op elkaar inwerken en naar elkaar
verwijzen van de onderdelen waaruit het geheel is opgebouwd binnen de
huls van een precieze autonome vorm.
|
 |
"Victor
Mani"
Architect: Victor Mani
(1951)
Samen met: Chiel van der
Stelt
Werkt samen sinds: 1981 in
architectenbureau BOA Contractors
|
Victor Mani
heeft het LEGO materiaal niet gebruikt om er de werkelijkheid zoveel
mogelijk mee te benaderen, maar de LEGO stenen gezien als gereduceerde
werkelijkheid. Met de 'tweepunts' LEGO steen als tot een
vijfentwintigste teruggebracht bouwelement heeft hij zijn villa
ontworpen.
Gehangen aan een raam van kunststof zijn
al de functionele ruimten opgebouwd uit deze bouwelementen. de villa
staat op drie plastic kolommen. Aan de zuidzijde is als diapositief een
transparante gevel aangebracht waarin de 'ramen' uit grote vlakken
bestaan. Het huis is bereikbaar met boot of helikopter.
De illustraties uit een folder van
Isorat laten zien dat in de bouw al gewerkt wordt met kunststof
elementen van een formaat als de door Mani gekozen LEGO steen 'op ware
grootte'.

|
 |
"Het
LEGO Huis"
Architect: Wolf Schijns (1940)
|
DE BEWONERS VAN HET LEGOHUIS
Bij het ontwerpen van het lego huis hebben drie personen uit halo Calvino's "Herinneringen van Casanova", model gestaan als bewoners. De betreffende passage is hiernaast afgedrukt en werd genomen uit Raster 25 -1983.
De twee vrouwen uit het verhaal, Cate en Hilde hebben ieder hun eigen domein binnen de muren van het huis gekregen. Analoog aan hun karakters, die tegenovergesteld van aard zijn, werd daarom een tweelinghuis ontworpen waarbij de delen ten opzichte van elkaar tegengesteld georiënteerd en gesitueerd zijn maar ook weer niet echt gescheiden. Eén huis verheft zich boven de aarde, het andere ligt diep in de grond.
Twee geprononceerde trappen bieden toegang tot het gebouw als waren het twee onafhankelijke woningen. De figuur van Casanova is in zijn gespletenheid gedoemd tussen de twee woonverblijven te pendelen. Hij heeft daartoe een kleine eenpersoonslift tot zijn beschikking. Bovendien stelt een vluchtweg hem in de gelegenheid onverwachts te vertrekken.
ITALO CALVINO: DE HERINNERINGEN VAN CASANOVA
CATE EN HILDE. Gedurende mijn hele verblijf in *** had ik twee vaste minnaressen: Cate en Hilde. Cate kwam me iedere morgen opzoeken, Hilde 's middags; 's avonds ging ik naar de club en daar verbaasden de mensen zich erover dat ze me altijd alleen zagen. Cate had weelderige vormen, Hilde was slank; door hen af te wisselen hernieuwde ik telkens mijn verlangen dat zowel gericht is op variatie als op herhaling. Als Cate vertrokken was, wiste ik ieder spoor van haar uit; en zo ook bij Hilde; en ik geloof dat het me altijd gelukt is te vermijden dat de één van het bestaan van de ander afwist, toen, en misschien ook daarna.
Natuurlijk gebeurde het weleens dat ik me vergiste en tegen de één dingen zei die alleen maar iets betekenden als je ze tegen de ander zei: "vandaag heb ik bij de bloemenman deze fuchsia's gevonden, jouw lievelingsbloemen" of "laat nu niet weer je ketting hier liggen", wat dan verbazing veroorzaakte, boosheid, achterdocht. Maar deze banale misverstanden deden zich als ik me goed herinner alleen voor in de begintijd van die dubbele relatie. Heel snel leerde ik de ene geschiedenis volkomen te scheiden van de andere; iedere geschiedenis had haar
eigen verloop, haar eigen steeds terugkerende gesprekken en gewoonten, en interfereerde nooit met de andere geschiedenis.
In het begin dacht ik (ik was, zoals men begrepen zal hebben, erg jong, en probeerde ervaringen op te doen), dat je de dingen die je van de liefde wist over kon brengen van de ene vrouw op de andere: allebei wisten ze veel meer dan ik, en ik dacht dat ik de geheime kunsten die ik van Hilde leerde weer aan Cate kon leren, en andersom. Ik vergiste me: wat ik deed was niets anders dan een grote warboel maken van alles wat alleen waardevol is als het spontaan en direct is. Elk was een wereld op zich, sterker nog, elk was een hemel waarin ik de positie van sterren en planeten moest opsporen, de banen, verduisteringen, inclinaties en samenstanden, zonnewendes en nachteveningen. Ieder heelal bewoog met een verschillend mechanisme in een verschillend ritme. Ik moest me niet verbeelden dat ik de astronomische begrippen die ik geleerd had bij de bestudering van Cate's hemel, kon toepassen op Hildes hemel.
Maar ik moet zeggen dat het me niet eens meer vrij stond te kiezen tussen twee gedragslijnen: met Cate was ik erop getraind op de ene manier te handelen, en met Hilde op de andere, bij alles werd mijn gedrag bepaald door de gezellin met wie ik samen was, het kwam zelfs zover dat ook mijn instinctieve voorkeuren en tics veranderden. Twee ikken wisselden elkaar in mij af; ik had niet meer kunnen zeggen welke ik echt was.
Wat ik zei geldt zowel voor het lichaam als voor de geest: de woorden die ik tegen de één gezegd had kon ik niet ook nog eens tegen de ander zeggen, en ik merkte al snel dat ik mijn gedachten ook moest variëren.
Als ik op mijn praatstoel zit, en een van de vele verwikkelingen uit mijn avontuurlijke leven in herinnering roep, maak ik meestal gebruik van versies die ik in de club al eens uitgetest heb, met passages die letterlijk herhaald worden, met ingecalculeerde effecten, ook in de uitweidingen en pauzes. Maar bepaalde sterke verhalen waarvan het succes te allen tijde verzekerd was bij groepen onbekende of willekeurige personen, kon ik onmogelijk onder vier ogen aan Cate of Hilde opdissen zonder een serie aanpassingen. Bepaalde uitdrukkingen die met Cate aan de orde van de dag waren, vielen bij Hilde uit de toon; bepaalde geestige opmerkingen die Hilde onmiddellijk vatte en waarop ze meteen haar antwoordklaar had, had ik aan Cate van a tot z moeten
uitleggen, terwijl zij er weer andere kon waarderen die Hilde koud lieten; soms moest er bij Hilde uit een bepaalde episode een andere conclusie getrokken worden dan bij Cate, zodat ik mijn verhalen op verschillende manieren moest laten eindigen. Op die manier begon ik langzamerhand twee verschillende geschiedenissen van mijn eigen leven te construeren.
Iedere dag vertelde ik aan Cate en Hilde wat ik die avond tevoren gezien en gehoord had op mijn omzwervingen langs de ontmoetingsplaatsen en verzamelpunten van de stad: roddels, voorstellingen, toonaangevende personages, modekleding, vreemde voorvallen. In de beginperiode, waarin ik van een ongedifferentieerde lompheid was, vertelde ik het verhaal dat ik 's morgens aan Cate had verteld 's middags precies zo weer aan Hilde: zo dacht ik te kunnen besparen op de hoeveelheid fantasie die je doorlopend moet investeren om de interesselevend te houden. Ik merkte al snel dat dezelfde episode de één
interesseerde en de ander niet: of dat, als ze zich er allebei voor interesseerden, de details waar ze me om vroegen verschillend waren, en dat ook de opmerkingen en meningen die eruit voortvloeiden anders waren.
Ik moest dus twee duidelijk verschillende verhalen halen uit één en dezelfde aanleiding; en tot zover zou dat geen probleem zijn; maar ik moest iedere avond de feiten die ik de volgende dag zou vertellen ook op twee verschillende manieren beleven: ik bekeek ieder ding en ieder mens met de ogen van Cate en met de ogen van Hilde, en ik gaf mijn oordeel volgens de maatstaven van de één en van de ander; als ik tijdens gesprekken het woord nam, gaf ik steeds twee antwoorden op één en dezelfde opmerking van iemand anders, één antwoord dat Hilde zou waarderen, en één Cate; ieder antwoord lokte weer
tegen antwoorden uit waarop ik weer antwoord moest geven, en ik datgene wat ik
zei nogmaals verdubbelde. Deze gespletenheid was niet actief in mij wanneer ik in gezelschap was van één van hen, maar vooral wanneer zij er niet bij waren.
Mijn geest was het slagveld geworden van de strijd tussen de twee vrouwen. Cate en Hilde, die elkaar in het dagelijks leven niet kenden, stonden doorlopend lijnrecht tegenover elkaar om elkaar binnenin mij het terrein te betwisten, ze vlogen elkaar in de haren, verscheurden elkaar. Ik bestond alleen maar om die verbeten rivalenstrijd, waarvan zij niets wisten, te herbergen.
Dit was de werkelijke reden die me ertoe dwong onverwachts uit *** te vertrekken, om er nooit meer terug te komen.
Vertaling: Henny Vlot. Uit: Raster 25 — 1983
|

 
|
"Modaal
Acropolisme"
Architect: Sjoerd Soeters (1947)
|
Dat deze
opdracht tot het maken van een villa in Nederland een zeldzaamheid is geworden is niet alleen te wijten aan oorzaken van
conjuncturele aard. Weliswaar bestaan er nog mensen die hun eigen huis laten bouwen, — of vaker nog: zelf-bouwen — maar het soort semi-boerderijtjes dat daarvan vaak het onweerstaanbare gevolg is, kan moeilijk met villa worden betiteld. De terminologie van huizen is sowieso via de monden en druksels van makelaars ernstig aan devaluatie onderhevig. Het vrijstaande huis dat door de metselaar in zijn vrije tijd in een imitatie handvorm is opgetrokken heet al gauw een "landhuis" in de advertenties. De huizen die twee onder één kap toch fijn zichzelf staan te zijn gaan als "herenhuizen" over de toonbank. Het is wellicht in deze reeks van
vocabulaire verval dat we de opdracht voor een villa van de kant van de Rotterdamse Kunststichting moeten interpreteren. Maar niet te negatief ! Een analyse van de reeks zou wellicht kunnen leiden tot een verheldering van de situatie waarin het Nederlands bouwen, of in elk geval haar wervend
vocabulaire, zich bevindt. Een landhuis in een verkavelingplan met woonerven; een herenhuis aan een imitatiegracht van 30 cm diep water; een villa op een denkbeeldig stuk grond van 625 m2. Als de filosofie van de verstedelijking op verdichting aanstuurt, dan vindt diezelfde filosofie in landelijker gebieden haar werktuigen in miniaturisering.
Er bestaat kennelijk een grote behoefte om dingen te maken die verwijzen naar iets, wat is geweest en niet meer kan. Iets wat in onze herinnering als een weldadig beeld is blijven hangen willen we opnieuw maken in het heden, zoals je een droom soms wil meenemen naar het wakker-zijn. En om de droom tot daad te maken hebben we miniaturisering en mimicry als middelen ter beschikking. In een land dat vol geparkeerd staat met "landhuizen", "herenhuizen", "drive-in-woningen", "patioboerderijen" en "villa's" maakt één versteende jeugdherinnering méér niets meer uit, of omgekeerd: de verstening heeft aan de jeugdherinneringen letterlijk het leven van het vage en steeds wisselende beeld ontnomen. De opgeschreven droom verschrompelt tot een banaal verhaal. De "villa" tot een gewoon huis, waarvan we ons betraande gelaat moeten afwenden, om al mediterend het oorspronkelijke beeld weer even tot leven te kunnen brengen, voor het
definitief wegvalt. Alleen het woord blijft ons bij gelukkig, als
MODAAL
ACROPOLISME
een wegwijzer naar een wereld binnen onszelf waarin de werkelijkheid uit droombeelden bestaat.
In een landschap waarin de daken net zo groot zijn als de groentetuinen, de
televisieantennes de hoogte en omvang hebben van bomen, de aangebouwde schuur- en werkplaatsdaken troosteloze onoogstbare akkertjes lijken, het kamerraam zo groot is als de voortuin waarin de bloembollenvelden zijn uitgebeeld naast het drielandenpunt, de oprijlaan een parkeerplaats is, en het zonneterras een beganegronds balkon; maak in dat landschap er nog een villa bij ! Om niet uit de netelige situatie te escaperen door een landschappelijke situatie te bedenken die letterlijk imaginair is, zal het nodig zijn het gegeven landschap, zoals boven omschreven te herinterpreteren. Er bestaat dan geen landschap meer waarin hier en daar een "landhuis"; er bestaat alleen nog de lappendeken van daken en
dakjes, tuinen en tuintjes, hekken, schoorstenen, bomen, televisieantennes, auto's, dieren. Een eindeloze lappendeken, die door zijn
continuïteit opnieuw als landschap kan worden ervaren.
Een VILLA kan niet opgaan in die kontinuïteit, als we tenminste haar droombeeld niet tegelijkertijd willen vernietigen. Een VILLA is een antwoord op het landschap door er niet op in te gaan. Een VILLA distantieert zich van het landschap, heeft afstand nodig ten opzichte van de straat, die bovendien "laan" heet. Een VILLA moet zich verheffen boven het landschap door zichzelf, als baron Von Miinchhausen, erbovenuit te tillen. Het ideaalbeeld van de VILLA maakt evenveel deel uit van het landschap,als het ermee
contrasteert. Het ideaalbeeld van de VILLA-bewoner maakt evenveel deel uit van de samenleving, als het zichzelf ertegen afzet, en er zich boven verheven waant. Toch is daarmee de VILLA geen gewoon huis, maar een geraffineerde
oerversie ervan. Toch is de VILLA-bewoner daarmee geen gewoon mens maar de gesublimeerde versie ervan die zichzelf in het kader van de
deconfessionalisering maar meteen tot een god heeft uitgeroepen. Iedereen zijn eigen GOD ! Een meer absolute vorm van verzuiling dan deze, waarin bouwtrant- en zelfidealisering samengaan, kan voor de Nederlandse samenleving niet bedacht worden.

|
 |
"Woonhuis
voor Mondriaan & een juffrouw in badpak"
Architect: Madeleine Steigenga
(1952)
|
"Un
carrérouge, un carré jaune; ce nést pourtant pas de l'art, cher Roth":
het commentaar van Le Corbusier op het werk van Mondriaan.
Hier zouden mijn schilderijen hun plaats
kunnen hebben, was Mondriaans' reactie op Villa Stein à Garches.
Beperktheid in lijn en kleur van de
kunststof stenen wordt gebruikt om een woonhuis voor Mondriaan te
verbeelden. De compositie in blauwfaçade bergt de geordende beweging
van leven. De dame & het zwembad doorkruisen het patroon. Overdag is
de beweging bescheiden - de dame trekt haar baantjes - Mondriaan zijn
lijnen. In de avond verpozen zij op het Garchesterras of beoefenen
Mondriaan en Josefine de danskunst in de boogie woogie tuin.
1.
Garage
2. Bijkeuken
3. Entree
4. Eetkamer
5. Keuken
6. Terras naar Stein à Garches
7. Douche/WC/Sauna
8.Ladder naar dakterras en slaapkamer
9. Zwembad
10. Woonruimte
11. Atelier
12. Slaapkamer
13. Dakterras
|
 |
"Villa
Nebukadnezar"
Architect: Sander Wissing
(1949)
|
Aangezien de
opdracht volkomen vrij was, ook ten aanzien van de toekomstige bewoner, besloot ik het onderkomen voor mijzelf te bestemmen, d.w.z. 2 personen plus veel werkruimte. Het huis is gedacht in een inheems landschap met water, hier en daar een boom of bossage, vogels en riet dat 's winters zo mooi kleurt bij het blauw van de villa.
De achterkant van het huis ligt aan een meer en in de lengterichting is het omgeven door fraai geboomte. De voorkant wordt benaderd via een lange oprijlaan, zodat al lopend of rijdend het huis langzaam opdoemt. De voorgevel is vrijwel geheel gesloten; het is de noordgevel en het is tevens bedoeld om de maat van het gebouwde nog even in het ongewisse te laten. Na het betreden van de dichte voorkant komt men in een hoge lichte hal, van waaruit men in de vertrekken kan komen. Deze hal doet 's zomers tevens dienst als woonruimte.
De villa bestaat voor een groot gedeelte uit gangen, trappen en portalen, die zich leven voor fraaie lichtinval, vides en andere driedimensionale aardigheden. Ik heb voor een symmetrische oplossing gekozen omdat symmetrie zo mooi statisch is en een gebouw een tijdloze monumentaliteit geeft, zeker in de natuur.
De indeling van de vertrekken is op de begane grond, gezien vanuit de de ingang van links naar rechts: atelier, kleine werkkamer, hal, keuken, woonkamer. Op de verdieping: vide atelier, slaap/logeerkamer, vide hal, badkamer, slaapkamer.
De naam van het project is ontstaan uit een associatie met een verhaal dat ik eens hoorde of las in mijn jeugd, en waarvan ik niet eens weet of ik het me nog wel goed herinner. Er wordt gewag gemaakt van ene Nebukadnezar, die zijn bewind voerde vanuit een fabelachtig mooi blauw paleis van immense afmetingen, en het verhaal wordt natuurlijk verteld door een verbaasde reiziger die zich aan dit fenomeen met genoegen vergaapte. Het is niet zozeer het fabelachtige of immense van dat paleis noch de werkelijkheid die interessant is, maar datgene wat de reiziger er van maakte. De door mij ontworpen villa is niet groot; het is een poging om meer te maken dan alleen maar een optimale synthese van functies of een bewoonbaar object zonder meer.
|